1. Licht en Straling

Elektromagnetische golven    (3/4)

Tot dusver hebben we de veldgrootheden E en B bekeken. Wat is nu

de lichtsterkte

gezien met het oog van een waarnemer, gemeten met een fotodetector of genomen als beeld met een camera?

Lichtdetectie, visueel of met een optisch instrument, gebeurt niet met E en B rechtstreeks. Het is de energie van het elektrisch en magnetisch veld die de sterkte bepaalt. De veldenergie is proportioneel aan de velden in het kwadraat, d.w.z. E2 en B2. Zowel de veldgrootheden en de kwadraten ervan hebben zeer hoge frequenties in de orde van grootte van 500 terahertz bij zichtbaar licht. Deze frequenties zijn veel te hoog om door de fotoreceptoren van het oog te worden gezien.

Daarom bepalen het oog en alle elektronische detectoren voor zichtbaar licht het tijdsgemiddelde van de veldgrootheden in het kwadraat. Het is dit gemiddelde dat gerelateerd is aan de lichtsterkte.

Beeldsnelheid van speelfilms
Dit wordt getoond in de volgende grafiek met het elektrisch veld E. Voor de eenvoud kijken we enkel naar de tijdsafhankelijkheid ervan:

E(t)= E o sin2π t T     (dunne blauwe curve)

Het kwadraat ervan komt overeen met een sinusfunctie met halve amplitude en halve periode T, verschoven met 0,5 naar positieve waarden:

E 2 (t)= E o 2 sin 2 2π t T = 1 2 E o 2 ( 1cos2π t T/2 )     (rode curve)
Trigonometrische relaties


We gebruiken haakjes ... om een signaalgemiddelde gedurende tijd van E2(t) aan te geven. Daar E2(t) symmetrisch rond E2(t)=0.5 is, volgt:

E 2 =0.5 E o 2     (groene lijn)

Het is dit constante signaal (zolang de golfamplitude constant blijft) dat door het oog gezien wordt als de lichtsterkte.

Lees meer over de energiedichtheid en sterkte van elektromagnetische golven in supplement 1.4.